Jargon, ach, als dat alles is…

Op 27 februari stond er weer eens een kritisch artikel over het onderwijs in de krant. What’s new. Dit maal in de NRC; over jargon in het onderwijs, geschreven door Japke-d. Bouma. Best grappig om te lezen. Natuurlijk is er veel jargon, en soms niet te snappen. Maar in welke sector is er geen jargon. Ik heb net een opleiding afgerond waar veel niet-onderwijsmensen bij zaten. Termen als deliverables, planning tools, supply chain-benadering, agile werken en agile abilities, overname prospects, …… echt genieten! Vooral de mengeling van Engels en Nederlands is geinig. Dus jargon … ach, als dat alles is. Dan de stelling dat er zoveel holle frasen zijn; zoals opbrengstgericht werken, het geven van feedback, mind mappen en activerende didactiek. Dat lijken wellicht holle frasen, maar als je je er in verdiept zijn het ook concepten en werkwijzen waar goed over na is gedacht en die hun waarde bewezen hebben. Al is het maar omdat leerkrachten en aanverwante professionals zich af en toe eens achter de oren krabben en iets anders gaan doen.

Want laten we wel zijn: de wereld is in de laatste 200 jaar aardig veranderd, maar het onderwijs werkt grotendeels nog als diezelfde 200 jaar terug. In hoegenaamd alle scholen zitten kinderen nog steeds met 20 tot 35 kinderen in een hok, staat er iemand voor die vertelt wat en hoe ze moeten leren, hangt er een bord voor in dat hok waarop iemand uitleg geeft en gaan we om 10.15 een kwartiertje naar buiten. De auteur citeert Conrad Berghoef, leraar van het jaar 2017. Volgens hem moeten we ons onderwijs maar gaan verouderen. Tja …. Laten we dan beginnen om de opdracht van het onderwijs ook terug te brengen naar de eerste zin van het artikel: ‘Op school geef je les, de rest is bijzaak’. En alleen in rekenen, taal, lezen en vleit. En niet in burgerschap, sociale redzaamheid, omgaan met geld, oplossingsgericht denken, zwemmen et cetera; en als er een boze ouder komt om verhaal te halen en zelfs naar rechter stapt, zegt de rechter:” de school is er slechts om rekenen en taal aan te leren”; de kinderen krijgen een draai om de oren en de ouder moet niet piepen. Wat een overzichtelijke wereld.

Maar wat me nog het meest verbaast is dat ‘we’ binnen het onderwijs steeds met elkaar eens moeten zijn. Wie is we? Er zijn in Nederland zo’n 7000 basisscholen, 700 scholen voor voortgezet onderwijs en nog wat ROC’s, HBO’s en universiteiten. Laten zeggen – een grove schatting – dat we 8000 onderwijsinstellingen hebben. Het zou toch wat zijn als de hele supermarktsector hetzelfde concept aan zou hangen. Of dat alle ‘boeren’ – tuinbouw, veeteelt, landbouw, natuurbeheer, visserij – hetzelfde zouden doen. Wordt een beetje eentonig.

In Nederland heb je christelijke, islamitische, openbare, Jenaplan, Dalton en weet ik wat voor scholen. Scholen waar traditioneel en vernieuwend gewerkt wordt in groepen, individueel, in units, in klaslokalen, in gangen en buiten. Dat is vastgelegd in de grondwet. Al helpt het niet altijd, iets te kiezen hebben is een groot goed. Vorige week was ik bij een paar scholen in Duitsland en ze snakken naar een beetje meer autonomie. Om hun onderwijs aan te laten sluiten de kinderen in dat deel van de stad en hun eigen kennis en kunde meer in te zetten. Want kinderen en leerkrachten zijn ook niet hetzelfde. Gelukkig niet.

Dus, laten we vooral kijken wat de professionals in de school raakt, wat de kinderen helpt, wat dan dus de opdracht aan het onderwijs is en laat ze. En een beetje jargon, ach, het geeft ook wel weer iets gezamenlijks.